De moeilijkste spellingregel

Woorden schrijven zoals bomen en bommen, roken en rokken, laten en latten. Op de basisschool leren kinderen de regels van deze woorden vanaf groep 4. Toch blijven veel kinderen tot en met groep 8 fouten maken in de schrijfwijze. Het blijkt op de basisschool zo’n beetje de moeilijkste spellingcategorie van de Nederlandse taal te zijn. Tijdens het begeleiden van mijn leerlingen, merk ik dat er maar weinig kinderen zijn die de bijbehorende regels exact kennen. En heel eerlijk… ik ben ook al een aantal leerkrachten tegen gekomen die het eigenlijk niet precies weten. Tijd dus om haarfijn uit te leggen hoe je ervoor kunt zorgen dat je kind deze regel gaat beheersen.

Twee regels

Eigenlijk gaat het niet om één, maar om twee regels. Ik schrijf ze hieronder uit en zal daarna uitleggen wat ze precies betekenen en hoe je ze stap voor stap kunt aanleren. Ik ga tot slot in op de vele geheugensteuntjes en regels die in omloop zijn, maar net niet de lading dekken. Dat ‘net niet’ is precies het probleem. Als je een regel ‘net niet’ kent en je de woorden ‘net niet’ goed schrijft, dan gaat het dus ‘helemaal’ fout.

De regels:
1. Hoor je aan het einde van een klankgroep een lange klank, dan schrijf je deze lange klank met één teken.
2. Hoor je aan het einde van een klankgroep een korte klank, dan schrijf je na deze korte klank een dubbele medeklinker.

Om deze regels goed te kunnen toepassen, moet een kind eerst een aantal zaken kennen en kunnen.
Een kind moet…
– lange klanken (her)kennen
– korte klanken (her)kennen
– weten wat een klankgroep is
– in staat zijn een woord te verdelen in klankgroepen
– in staat zijn te onderscheiden wat de laatste klank van een klankgroep is

En tot slot…
– in staat zijn de hierboven genoemde spellingregels toe te passen.

Lange klanken

Lange klanken zijn de klinkers die we in een woord uitspreken als aa, ee, oo of uu. We komen ze in geschreven vorm ook tegen als a, e, o en u. Als we ze uitspreken als aa, ee, oo en uu, dan noemen we het lange klanken.
Oefen je de lange klanken met een kind, leg dan de nadruk op hoe deze klank klinkt. Pas later volgt de schrijfwijze.

Korte klanken

Korte klanken zijn de klinkers a, e, o, u en i. Er is dus één korte klank meer, dan er lange klanken zijn.
Ook bij het oefenen van de korte klanken is het belangrijk om de aandacht op de klank te leggen. Soms ziet een letter eruit als een korte klank, maar noemen we het een lange klank omdat hij klinkt als een aa, ee, oo, of uu.

Klankgroep

Klankgroep is een begrip dat veelvoudig fout wordt gebruikt in onderwijsland. Het wordt regelmatig verward met een lettergreep. Hoewel de klankgroep erg veel weg heeft van de lettergreep is het niet hetzelfde. Sterker nog, het grote verschil tussen de lettergreep en de klankgroep heeft alles te maken met de spellingregels die ik in dit blog behandel. Verkeerd gebruik van de klankgroep zorgt dan ook gegarandeerd voor fouten in het toepassen van deze regels.

Bij een klankgroep gaat het om de verdeling van een woord, zoals je het hoort als je het rustig uitspreekt of als je het zingt.

Bij een lettergreep gaat het om de verdeling van een woord volgens afspraken.

Het woord ‘latten’ spreek je in klankgroepen uit als: /la/-/ten/
In lettergrepen verdelen we dit woord als: lat-ten

Om het woord ‘latten’ correct in lettergrepen te kunnen verdelen, moet je al weten dat je het woord met een dubbele ‘t’ schrijft. Vervolgens pas je de afspraak toe, dat we dit soort woorden afbreken tussen de dubbele medeklinker.
Het verdelen van het woord in klankgroepen heeft als doel om de spellingregels te kunnen toepassen. Bij het verdelen in klankgroepen horen we bij de eerste klankgroep /la/ een korte klank aan het einde van de klankgroep. Als een kind dat herkent, kan de regel worden toegepast. Overigens is het voor het aanleren van alle spellingegels van belang om in klankgroepen te denken. Het begrip klankgroepen is dan ook cruciaal en moet steeds correct gebruikt worden.

Het einde van een klankgroep

Als een kind een woord in klankgroepen kan verdelen, is de volgende stap het herkennen van het einde van de klankgroep. Hiervoor moet een kind in eerste instantie het begrip ‘einde’ snappen. Daarnaast moet een kind ook klanken kunnen ‘discrimineren’ ofwel onderscheiden en loskoppelen. Dit is een vaardigheid apart.
Het verdelen van een woord in klankgroepen en het herkennen van een lange of korte klank aan het einde van zo’n klankgroep kan het beste mondeling worden geoefend. Als het schriftelijk wordt geoefend, is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de vorm zoals het woord klinkt en de vorm zoals je het uiteindelijk schrijft. De vorm in klankgroepen is namelijk (in het geval van de regels die we nu oefenen) foutief geschreven, maar noodzakelijk om de klanken te kunnen onderscheiden.

Enkele voorbeelden:

  1. Het woord lopen verdelen we in klankgroepen als /loo/ – /pen/.
    Aan het einde van de eerste klankgroep horen we een lange klank oo. We passen de regel toe en schrijven deze lange klank met één teken, zo weten we dat we het woord schrijven als: lopen.
  2. Het woord brokken verdelen we in klankgroepen als /bro/ – /ken/.
    Aan het einde van de eerste klankgroep horen we een korte klank o. We passen de regel toe en schrijven na deze korte klank een dubbele medeklinker; in dit geval gaat het om ‘k’. Zo weten we dat we het woord schrijven als: brokken.
  3. Het woord barsten verdelen we in klankgroepen als /bars/ – /ten/ of /bar/-/sten/. Alle klankgroepen eindigen op een medeklinker en niet op een korte of een lange klank. De hier besproken regel is dus niet van toepassing. De afspraak is hier: ‘Je schrijft het woord zoals je het hoort.’
  4. Het woord keuken verdelen we in klankgroepen als /keu/-/ken/. De eerste klankgroep eindigt op een /eu/. Dat is een tweetekenklank. Ook hiervoor geldt: ‘Je schrijft het woord zoals je het hoort.’

Het toepassen van de regels

Als kinderen de lange en korte klanken kunnen benoemen en herkennen, als zij in staat zijn om woorden in klankgroepen te verdelen én als zij in staat zijn het einde van een klankgroep te benoemen, dan kunnen de spellingregels worden ingeoefend. Het is belangrijk om tijdens het oefenen voortdurend de complete formulering van de regel te herhalen. Alle vetgedrukte delen in de regels zijn essentieel. Dus hier komen ze nog een keer:

De regels:
1. Hoor je aan het einde van een klankgroep een lange klank, dan schrijf je deze lange klank met één teken.
2. Hoor je aan het einde van een klankgroep een korte klank, dan schrijf je na deze korte klank een dubbele medeklinker.

Om te oefenen, dicteer je verschillende woorden aan je kind. Begin bijvoorbeeld eens met woorden die een korte klank aan het einde van de klankgroep hebben. Voeg er af en toe een woord aan toe waarbij de klankgroepen op een medeklinker eindigen. Herkent je kind dit? Oefen dan woorden met een lange klank aan het einde van de klankgroep en voeg ook hier woorden aan toe waarbij de klankgroepen op een medeklinker eindigen. Uiteindelijk kun je alles door elkaar oefenen.

Veelgemaakte fouten bij het aanleren

Om ervoor te zorgen dat we kinderen deze regels juist aanleren, moeten we de veelgemaakte fouten in het leerproces vermijden:

Fout 1: De begrippen ‘klankgroep’ en ‘lettergreep’ worden door elkaar gebruikt zonder het juiste onderscheid te maken.

Fout 2: De regels worden ingekort en incompleet aangeboden waardoor de essentie verloren gaat. Zo benoemen veel kinderen ‘korte klank, twee tekens’ en ‘lange klank, één teken’ maar hebben ze geen idee dat de positie van de klanken van belang is. Veel kinderen gaan dan ineens alle lange klanken met één teken schrijven (bradpan i.p.v. braadpan)  en na elke korte klank een dubbele medeklinker (possten i.p.v. posten).

Fout 3: De regels worden geïsoleerd geoefend. Als kinderen een hele les alleen maar woorden oefenen waarbij zich aan het einde van een klankgroep een korte klank bevindt, dan zijn ze niet genoodzaakt om elk woord in klankgroepen te verdelen en te luisteren of de korte klank zich aan het einde van de klankgroep bevindt. Ze zoeken dan de korte klank in een woord en schrijven de volgende letter dubbel. Juist door woorden uit verschillende spellingcategorieën aan te bieden, moeten de regels steeds worden toegepast en slijpt de werkwijze in.

Tot slot: er zijn verschillende rijmpjes en geheugensteuntjes in omloop om kinderen te helpen deze moeilijke spellingregels te onthouden. Dit kan helpend zijn, maar alleen als de vetgedrukte termen uit de hierboven beschreven regels expliciet terugkomen in de beschrijving. Is dit niet het geval, dan slaat de geheugensteun, hoe sprankelend en gezellig hij ook mag klinken, de plank volledig mis.

Heb je na het lezen van dit blog nog vragen? Neem gerust contact op. Ik help jou en je kind graag blij door de basisschool!