Vroeger vond ik het heerlijk om mijn leerwerk uit te schrijven op oefenkaartjes. Ik knipte een A4 in stukken en schreef bijvoorbeeld aan de ene kant een Engels woord en aan de andere kant het Nederlandse woord. Zo kon ik effectief mijn Engelse woordjes oefenen. Bij geschiedenis en aardrijkskunde bedacht ik zoveel mogelijk vragen bij de teksten die ik moest leren. De vraag kwam aan de ene kant en het antwoord aan de andere kant van mijn oefenkaartje. Sommige klasgenoten verklaarden me voor gek als ze me met mijn stapel kaartjes aan de gang zagen: ‘Wat een werk! Heb je dat allemaal uitgeschreven?’ Maar, het werkte wel. En goed ook.

‘Flash cards’, lekker hip

Tegenwoordig zie ik regelmatig gesponsorde posts op social media voorbijkomen, waarin een stapel stevige kartonnen kaartjes met een set stiften en een opbergdoosje worden aangeboden onder de term ‘flash cards’. Je betaalt er een aardige duit voor en het bijschrift vertelt dat dit echt de manier is om te leren. Je kunt allerlei tips krijgen voor het inzetten van die zogenoemde ‘flitskaarten’. Hartstikke hip. Maar dat kan dus ook gewoon met een eenvoudig A4’tje. En de tips… die geef ik je in dit blog.

Automatiseren

Flitskaartjes zijn uitermate geschikt om allerlei zaken te automatiseren. Met automatiseren bedoelen we dat bepaalde kennis zo goed in je geheugen wordt opgeslagen, dat je er niet meer bij na hoeft te denken om de informatie te reproduceren. Zo wil je bijvoorbeeld in groep 3 dat de sommen tot 10 geautomatiseerd raken. In groep 4 moeten de tafels van vermenigvuldiging op die manier in het geheugen komen. Bij het leren van een vreemde taal willen we de betekenis van woorden automatiseren en zo zijn er nog tal van voorbeelden te bedenken. Om te automatiseren is herhaling nodig. Veel herhaling. Flitskaartjes zijn daarvoor ideaal. Op de ene kant zet je de som of in het geval van een taal het Nederlandse woord. Op de andere kant van het kaartje komt het antwoord of bijvoorbeeld de vertaling van het woord.

Oefenen

Zijn de kaartjes klaar, dan kan het oefenen beginnen. Je kind neemt de stapel voor zich en ziet steeds de opdracht. In principe kan je kind zichzelf overhoren. Maar als ouder kun je er ook bij helpen. Het leerproces start met kijken naar de opdracht én de oplossing om vervolgens de oplossing te onthouden. Met hoeveel kaartjes je start, hangt af van wat je kind aankan en fijn vindt. Begin bijvoorbeeld eens met vier sommen of woordjes, die je vervolgens weer herhaalt. Op den duur merkt je kind dat hij of zij het antwoord kan benoemen voordat die op de achterkant is bekeken. De achterkant gebruik je ter controle. Het aantal oefenkaartjes breid je rustig uit en ondertussen herhaal je steeds de kaartjes die je al hebt gehad. Als je de hele stapel hebt geoefend, kun je deze makkelijk nog eens herhalen.

Moeilijke kaartjes apart

Een voordeel van de kaartjes is ook dat je stapels kunt maken. Een stapel van wat al goed gaat en een stapel van wat nog moeilijk is. De moeilijke kaartjes geef je nog eens extra aandacht. Ken je ze goed? Dan schud je ze weer door de complete stapel en herhaal je alles nog eens. Op den duur kan je kind de antwoorden dromen. Weet hij of zij het antwoord binnen drie seconden, dan kun je ervan uitgaan dat de informatie is geautomatiseerd.

Theorie leren

Niet alleen bij sommen en woordjes zijn de flitskaarten handig. Je kunt er ook theorie op kwijt. Door vragen te formuleren bij de te leren tekst, kun je allerlei feitenkennis, formules, namen, jaartallen en ga zo maar door oefenen. Het is misschien best een klusje om de kaartjes te vullen. Maar ook het schrijven van de kaartjes is al een leerproces. In het geval van een theoretische tekst kun je samen met je kind bij elk deel van de tekst afvragen: ‘Wat is hier nu belangrijk? Wat moeten we hiervan onthouden?’ Zo oefen je ook direct samenvatten en het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Daarbij is het formuleren van vragen een hele goede oefening. Het maakt je kind ook direct bewust van wat er nu eigenlijk in de tekst staat. 

Herhaling

De kaartjes zijn makkelijk in een doosje overal mee naar toe te nemen en lenen zich goed voor korte herhalingsmomenten. Veel herhaling maakt dat de informatie goed in het geheugen wordt opgeslagen. Niet alleen voor het moment van de toets, maar ook voor de lange termijn. En dat is toch wat we willen bereiken?

Spelenderwijs

De oefenkaartjes kunnen ook op een speelse manier worden ingezet. Vooral bij jonge kinderen werkt dat fijn. Zo kunnen kaartjes van moeilijke vragen, sommen of woordjes worden ‘verstopt’ in huis. Je kind komt dan bij het tandenpoetsen een kaartje tegen op de spiegel in de badkamer of er ligt er één klaar op het kussen bij het naar bed gaan. Op dat moment kan dat ene kaartje weer even worden herhaald. Of maak er een bewegend leren activiteit van: De kaartjes aan de ene kant van de kamer, jij als ouder aan de andere kant van de kamer. Je kind pakt steeds een kaartje, rent (of huppelt, kruipt, hinkelt) naar jou toe en geeft ondertussen het antwoord. Het kaartje levert je kind bij jou in.

Aan de slag

Ik was zo gek nog niet, met mijn papieren kaartjes. ;) Veel lesmethodes maken tegenwoordig ook gebruik van voorgedrukte oefenkaartjes waarmee geflitst en geoefend kan worden. Ik gebruik ze ook volop in mijn praktijk: deels gekocht, deels zelfgemaakt. Voor thuisgebruik volstaat een papieren versie. En wie de kaartjes voor langere termijn wil gebruiken kan ook nog met een lamineerapparaat aan de slag. Voor welke leeractiviteit ga jij nu direct aan de slag?

Heb je na het lezen van dit blog nog vragen? Neem gerust contact op. Ik help jou en je kind graag blij door de basisschool!